EX 71-112 Zwolle, Onder de Bogen
Aldo van Eyck en Theo Bosch, 1970-1975
architect Aldo van Eyck en Theo Bosch
opdrachtgever Gemeente Zwolle
realisatie 1970 – 1975
adres Nieuwstraat, Bitterstraat, Waterstraat, Zwolle
programma 75 premiekoopwoningen en 21 bedrijfsruimten
Beschrijving van het plan
Het project bevindt zich in een gedeelte van de binnenstad dat na
de oorlog sterk aan het verkrotten was. Door sloop waren er op vele plaatsen open gaten gevallen. Op deze plek was in het city-plan van Van Embden een verkeersweg geprojecteerd. N.a.v. de plannen voor de Nieuwmarktbuurt nodigde de gemeente Van Eyck en Bosch uit een alternatief te ontwerpen. Hiermee kregen ze eerder dan in Amsterdam de kans te tonen hoe een oude binnenstad wordt vernieuwd, op
basis van een visie die respect betuigt aan de sociale, historische en stedenbouwkundige structuur. ‘De stadskern als donor’, aldus Van Eyck. Het resulteerde in het eerste stadsvernieuwingsproject waarin de aangetaste jnmazige stedenbouwkundige structuur werd hersteld en kleinschalige functiemenging werd toegepast. Hun uitgangspunt was dezelfde bewoners te laten terugkeren. Dit werd gestimuleerd door een zo groot mogelijke diversiteit in woningtypen.
De nieuwbouw concentreerde zich rond een groene hof, waarmee
de contouren van een ooit gesloten bouwblok werden hersteld. Op eigen initiatief tekenden Van Eyck en Bosch een halfrond blok op het lege Rode Torenplein. Ook enkele losse invullingen in omringende straten waren onderdeel van het plan. In de hof is een halfverdiept parkeerterrein voor slechts 38 auto’s gesitueerd dat gedeeltelijk wordt overkluisd door woningen. Met speciale aandacht zijn de overgangen van het privé-domein van de woning naar de openbare ruimte vormgegeven. De dichtheid, kleinschaligheid en bouwstijl sluiten
aan op de historische karakteristieken van de oude Hanzestad. Een Berlagiaans robuuste baksteenbouw in een geabstraheerd historiserend gevelbeeld met halfronde bogen in de gevels. Met de mansardedaken wordt de parcellering uitgedrukt. De wisselende nokhoogtes en raampartijen dragen bij aan een gevarieerd straatbeeld.
In het plan met 75 woningen zijn 17 verschillende woningtypen toegepast, met 2, 3 en 4-kamers en 21 bedrijfsruimten. De plattegronden gingen uit van een basis met een open trap die haaks in de kamer stond en een toilet gekoppeld aan een bergruimte. Er waren woningen voor alleenstaanden, senioren en gezinnen. Karakteristiek voor de maisonnettes, parterrewoningen en portieketagewoningen
is hoe met een relatief klein vloeroppervlak ruime en lichte woningen zijn gecreëerd. In verschillende woningen zijn vides toegepast. Om het daglicht zo ver mogelijk te laten binnendringen zijn waar mogelijk glazen binnenpuien toegepast. De parterrewoningen voor senioren worden voorzien van extra licht door een uitbouw met een glaskap.
Reden van predicering
De adviescommissie vond het plan een voorbeeld van een goed stadsvernieuwingsproject: het streven om bij de herbouw van een gesaneerd gebied met eigentijdse bebouwing toch de oorspronkelijke sfeer van kleinschaligheid, intimiteit en ‘verwevenheid’ van functies
te handhaven. Hoe experimenteel dat in 1971 was blijkt bij de twijfel die de commissie heeft in het algemeen bij stadsvernieuwing, omdat zij zich in de toelichting nog afvroeg of de veranderingsprocessen die zich in binnensteden voordeden wel te stuiten, laat staan om te keren waren. Zou stadsvernieuwing überhaupt aanslaan?
Speci ek experimenteel in het plan waren de plaatselijk zeer geconcentreerde bebouwing, de gemeenschappelijke binnenruimte, de architectonische vormgeving met de smalle verticale parcelering, maar ook de ruime lichttoetreding in de woning en de toepassing van één basisplattegrond van waaruit de verschillende woontypen zijn ontwikkeld.