EX 76-266 Almere-Haven, Centrum

Architectenbureau Apon, Van den Berg, Ter Braak, Tromp, 1974-1979

    • Vernieuwende woonomgeving
    • bejaardenwoningen, bewonersonderzoek, experimentele woningbouw, gerealiseerd, predikaat, woningplattegrond

architect Architectenbureau Apon, van den Berg, Ter Braak, Tromp
opdrachtgever Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders
realisatie 1974 – 1979
adres Kerkgracht, Markt, Brink, Schoolstraat, Almere-Haven
programma 125 woningwetwoningen, 40 winkels en kantoorruimten

Bijschrijving van het plan

De RIJP was namens het ministerie van V&W verantwoordelijk voor de inrichting van de nieuwe polders. Almere werd na Lelystad opgezet als tweede grote stad om de overloop vanuit Amsterdam te huisvesten. De ontwerpers van het Projektburo Almere, onderdeel van de RIJP, hebben zich van het begin af aan tegen het ontwerp van Lelystad afgezet. Dat ontwerp werd als kil ervaren. Almere werd opgezet als meerkernige stad. Almere-Haven was de eerste kern, waar in 1976 de eerste woningen werden opgeleverd. Het centrumplan zou het hart van de stad vormen tot Almere-Stad zou worden gerealiseerd.

Hiertoe was een gebied aangewezen voor 125 woningen, 40
winkels en kantoorruimten. Dit moest een stedelijk karakter krijgen. De functiemenging moest eraan bijdragen dat het gebied ook ná sluitingstijd aantrekkelijk zou zijn. Men wilde een herbergzaam en kleinschalig karakter als contrast met de horizontale uitgestrektheid van het polderlandschap. Aan architect Dick Apon werd een verticale structuur als uitgangspunt meegegeven. Hij had als onderdeel van de redactie van het tijdschrift Forum geijverd voor de terugkeer naar de menselijke schaal in het bouwen.

Het plan ligt in een aantal geknikte volumes aan een heuse gracht.
Ze omkaderen aan 3 zijden een marktplein. De hoogte varieert
van 2 tot 4 bouwlagen met een bewoonbare kapruimte. Elke 20 m verspringen de de blokken 1,50 m. De woningen bevatten een grote verscheidenheid aan woningtypen wat betreft grootte en indeling. Er zijn 1-, 2-, 3-, 4- en 5-kamerwoningen, alsook enkele woningen met
7 kamers. Met uitzondering van 8 bejaardenwoningen met een eigen tuin zijn de woningen boven de winkels gelegen. Ze worden ontsloten door portiek-trappenhuizen die per 4 traveeën van 5,10 m tussen de winkelruimtes zijn opgenomen. Ze zijn herkenbaar aan een boogvormig betonelement. Aan de expeditie zijde bevinden zich ook de bergingen van de woningen. De winkelpuien zijn teruggelegd ten opzichte van de woninggevels, zodat een overdekte voetgangerspassage is ontstaan. De kantoren zijn op de begane grond en de verdiepingen gelegen.

De architectuur is te kenschetsen als een abstracte interpretatie van een Amsterdams pakhuis. Een verticale geleding wordt verkregen door de afgeknotte topgevels. Verder wordt de vormgeving gekenmerkt door forse verticale beton details van de half inpandige balkons en de kolommen. De detaillering van de schuine kapvorm roept het beeld van een trapgevel op.

Reden van predicering

Het plan bevatte twee experimentele elementen, aldus de toelichting van de Adviescommissie. Ten eerste betrof dat de functiemenging
en wijze waarop de integratie tussen woningen, winkels en kantoren tot stand is gebracht. Ze vullen elkaar aan. De plaatsing van de toegangsportieken was daarbij een vondst.

Het experimentele schuilde ten tweede in de stedenbouwkundige en architectonische vormgeving. Het geheel is stedelijk van karakter, doet ‘Hollands’ aan heeft een uitgesproken eigen identiteit.

Woontechnisch waren er wel wat opmerkingen op enkele woningindelingen, die onlogisch waren ingedeeld met weinig lichtinval

76266-situatie

76266-gevels-dsn-2