EX 77-303 Woerden, Wandelstraat
Es van Ginkel, Vleuten, 1978-1979, 1983-1984
architect Es van Ginkel, Vleuten
opdrachtgever gemeente Woerden, woningbouwvereniging Patrimonium
realisatie 1978 – 1979, 1983 – 1984
adres De Eem, Het Spaarne, De Zaan, Molenvliet, Woerden
programma 115 premiekoopwoningen, 15 huurwoningen (cluster)
Beschrijving van het plan
Molenvliet is de jaren ‘70 uitbreidingswijk van Woerden. Gelegen in
het Groene Hart groeide het vanaf de WOII gestaag door. In de wijk waren ca 3700 woningen gepland. Nadat architect Es van Ginkel eerder in de wijk een cluster van 25 bijzondere woningen had ontworpen, kreeg hij opdracht voor een groter project van 129 woningen. Het plan moest op de schaal van de wijk als een ruggengraat voor meer herkenbaarheid en structuur zorgen. Door het plan voert een beschutte loop- en etsroute naar het wijkwinkelcentrum en een scholencomplex.
De aan de woonstraten gelegen bouwblokken van verschillende lengte bestaan uit eengezinshuizen en combinaties van in elkaar grijpende boven- en benedenwoningen. Ze hebben veelal een L-vormige grondvorm, waardoor een patio ontstaat. De tuinen zijn op de zon georiënteerd, waardoor de gevelwanden aan weerszijden van de straat verschillen: aan de zuidzijde ontstaat een doorlopende wand, terwijl aan de overkant de tuinen op de openbare ruimte
zijn georiënteerd. De 3 gebogen woonstraten komen samen in een centraal plein. Hier is een ‘woningcluster’ gesitueerd: 3 bouwblokken zijn in 2 tot 5 bouwlagen rondom een binnenplaats gegroepeerd. Dit vrij letterlijke kasteel bestaat uit maisonnettes, atelier ats en een café op een halfverdiepte parkeergarage. Verder komen in het plan nog enkele ‘brugwoningen’ en praktijkwoningen met extra ruimte voor een winkeltje of klein kantoor aan huis.
In de basis komen er 3 woningtypen voor, die zijn ontworpen op een stramien van 9,5 x 9,5 meter. Door de plaatsing van het trappenhuis in de oksel van de L bij 2 types ontstaat een split-level tussen de twee poten. Als afgeleide variant komen er ook 2 typen beneden- bovenwoningen voor, die zich tot 4 lagen hoog ontwikkelen met in de kap nog ruimte voor een insteekvloer.
Er is veel aandacht besteed aan de overgangen van openbaar naar privé met stoepen, stenen buitentrappen, bordessen en terrassen
op verschillend niveau. Er wordt buiten het plan geparkeerd, waarbij een aantal woningen over een eigen halfverdiepte garage beschikt.
De woningen worden afgedekt door zadeldaken (in langsrichting)
en lessenaarsdaken (in dwarsrichting), die ten opzichte van elkaar verspringen. De architectuur is ‘gesloten’ van karakter, met naar verhouding kleine vensteropeningen in bakstenen gevels, waarbij in de detaillering de beeldtaal van een vesting wordt gebruikt. Dat is in het plan ver doorgevoerd met o.a. een overkapte brug.
Reden van predicering
Dit plan valt binnen het subsidieprogramma onder het thema I ‘Urbanisatie i.p.v. suburbanisatie’.
Het experiment schuilt met name in de stedenbouwkundige opzet
en in de vormgeving van het geheel. Dat betrof de ruimtelijke beslotenheid en afwisseling, de kleinschaligheid, de plastische vormgeving van de bouwmassa’s en het structuurbepalende karakter van het plan als ruggengraat voor de buurt. Verder was het experiment gelegen in de detaillering van de ‘margegebieden’, de vloeiende en vanzelfsprekende overgangen tussen privé en openbaar.
De commissie had enige moeite met de welhaast middeleeuwse sfeer van het plan en de romantisch aandoende architectuur. Toch vond
ze in meerderheid dat er geen sprake was van ‘schijnarchitectuur’:
de vormgeving weerspiegelde wel degelijk het wonen. De vorm gaf uitdrukking aan de inhoud. Ze verwachtte wel dat de vormgeving bij de bewoners zou appelleren aan gevoelens van geborgenheid.