Onlangs gaven wij een lezing over ons onderzoeksprogramma Experimentele Woningbouw ’68-’80 Revisited, in de CASA-context avond over ‘Het Nieuwe Bouwen. Hieronder een verslag met terugblik op de avond, zoals gepubliceerd op de website van CASA.

Door Ton Schulte

Prefabbetonelementen vormen vandaag de dag misschien de voornaamste erfenis van het Bauhaus, maar als iets deze invloedrijke architectuurschool karakteriseerde dan waren het wel experimentele vormgeving en utopische visies. Daar kunnen we, gezien grote mondiale uitdagingen als klimaat-, energie- en grondstoffencrisis, wel wat van gebruiken. Dus organiseerde CASA op 19 februari een discussieavond over innovatie en idealisme in de architectuur anno nu.

De monotonie van de hedendaagse woningbouw was voor architect Marcel Barzilay en stedenbouwkundig ontwerper Ruben Ferwerda mede aanleiding tot een onderzoek naar de experimentele woningbouw in de periode 1968-1980, destijds een reactie op de ‘flatneurose’ van de wederopbouw. Groot verschil met nu: de rijksoverheid (nota bene onder een rechts kabinet) nam hierin het initiatief. Architecten konden plannen indienen die, als ze echt vernieuwend waren, het predicaat ‘Experimentele Woningbouw’ kregen. In de eerste jaren richtten deze zich vooral op het doorbreken van de eenvormigheid van ‘de doorzonwoningen in het gelid’. Barzilay: ‘Het was nog niet heel spannend’, maar begin jaren zeventig raakten architecten op stoom; de projecten kregen een dosis idealisme mee en steeds meer navolging. In de laatste fase werd de regie overgenomen door de (inmiddels linkse) overheid met ‘verdichting’, ‘stadsvernieuwing’ en ‘andere doelgroepen’ als belangrijke thema’s. In totaal kregen 84 plannen ‘het stempeltje’ waarvan er 64 ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Deze worden nog allemaal bewoond, zoals de Nieuwe Weerdjes. Hoewel er ook minder geslaagde experimenten tussen zitten, verdient de ‘utopische architectuur’ van de ‘Nieuwe Tuttigheid’ eerherstel; het ging om kwaliteit, geen kwantiteit. Hierin ligt een les voor de actuele woningbouwopgave met zijn fixatie op aantallen.

Utopische architectuur is echter ook een beladen begrip, dat beelden oproept van totalitaire visies à la Le Corbusiers Plan Voisin. ‘Wie is er niet opgegroeid met architecten als de verbeelding van het kwaad’, stelde architect, hoogleraar en columnist Juliëtte Bekkering, verwijzend naar Pluk van de Petteflat en The Towering Inferno. Inmiddels zitten we met z’n allen in een echte rampenfilm; klimaatverandering maakt dat ‘we ons niet meer afzijdig kunnen houden, maar de architect is de grote afwezige in dit debat’. Er wordt vooral gewerkt aan technische ‘back-end’ innovatie, een visie op de toekomst ontbreekt. ‘Architecten moeten aan de ‘front-end’ gaan zitten’. Duurzaamheid bepaalt volgens Bekkering de agenda, niet alleen energetisch en materieel maar ook immaterieel: segregatie, vereenzaming en vergrijzing vormen naast CO2-uitstoot en de schaarse grondstoffen de problemen van nu en de toekomst.

Duurzaamheid domineerde ook het debat met de zaal dat volgde. Alle aanwezigen, waaronder veel architecten, onderstreepten het belang van innovatie om daartoe te komen. Maar hoe kom je tot innovatie? Voor de een moet het ‘een natuurlijke houding zijn vanuit jezelf’ voor de ander is het ‘een samenspel van architect, ontwikkelaar, gemeente en de markt’. Innoveren is een teamsport, werd geconcludeerd. Je kunt het immers niet alleen en ook niet afdwingen. Tussen droom en daad staan geld en regelgeving. Bovendien moet je je opdrachtgever mee hebben. ‘We zitten vast in een systeem’. In de praktijk focus je op enkele aspecten, aldus Johan Blokland (opZoom Architecten). ‘Ik pleit niet voor een totaaloplossing, maar voor stappen vanuit de specifieke opgave’. Ruben Ferwerda ziet een parallel met de prijsvragen die Rijksbouwmeester Floris Alkemade nu initieert, die zich richten op vluchtelingenhuisvesting of zorg: ‘projecten waar heel veel focus inzit’. Vadertje Staat weer als vaandeldrager van innovatie en idealisme? ‘Het probleem is dat binnen de politiek het woord visie al lang vies wordt gevonden’, constateerde een zelfverklaarde dwarsdenker. Wie pakt dan de voortrekkersrol? Hier ligt volgens Peter Groot (Hoogte Twee Architecten) een schone taak voor de architect, die als generalist de installateur kan koppelen aan sociale aspecten. Je moet daarbij wel de ruimte krijgen van de opdrachtgevers. De afgelopen jaren komen de opdrachten vooral uit de bouwsector, ‘volledig uitgeklede bouwprojecten waar we nog als architect een geveltje tegenaan mogen plakken’. Hij kreeg bijval van Arjenne van Berkum (FARO architecten): ‘We zijn te volgend, hebben te veel uit handen gegeven en laten te weinig onze stem naar voren komen’. Peter Groot: ‘Architecten zijn dienend, ook aan de maatschappij’.